Gevangen Gemarteld Gevlucht Maar ze leeft
Posted by AbuHamza on mei 17, 2015
Longread Fatima Khaled Saad (27) werkt als journalist in Syrië, als ze plots van haar bed wordt gelicht. Maandenlang wordt ze gemarteld. Terwijl iedereen denkt dat ze dood is, weet ze te vluchten. Dit is haar verhaal.
‘Kijk eens wat ik kan.” Fatima Khaled Saad pakt haar handen vast achter haar rug en beweegt ze omhoog, tot recht boven haar hoofd. Zo lenig werd ze in een Syrische gevangenis. Bijna negen maanden zat ze vast en werd ze gemarteld. Dagenlang hing Saad aan haar handen aan het plafond.
Fatima Khaled Saad is 27 jaar oud en staat op de Wikipedialijst van journalisten die tijdens de oorlog in Syrië zijn vermoord. Maar ze leeft nog. Sinds januari woont ze met haar man in een asielzoekerscentrum in Nederland.
Waar ze precies verblijft mag niet in de krant, ze is bang ook hier te worden gezocht door handlangers van de Syrische regering. Als Amnesty International hoort dat we contact met haar hebben, vragen ze direct contactgegevens. Ook zij waren haar uit het vizier verloren.
Saads postuur valt als eerste op, ze is petite: 1,60 meter lang, 48 kilo zwaar. Dan haar vrolijk opgemaakte gezicht. Haar paarse oogschaduw is donker op de oogleden, licht glanzend onder de wenkbrauwen, precies zoals een make-up artist het zou aanbrengen. Ze zit aan een vierkanten tafel met uitzicht op het pleintje van het asielzoekerscentrum. „Het is hier vredig en saai”, zegt Saad.
Ze woont hier met haar man Firas Esani (35). Samen slapen ze in een eenpersoonsbed. „Lekker knus”, zegt Esani, hij knipoogt. Saad spreekt slecht Engels, Esani redelijk goed. „Ik ben wel haar pratende Google-translate vandaag.”
JOURNALISTEN IN SYRIË
Sinds de oorlog in Syrië begon in 2011 zijn er volgens de Committee to Protect Journalists 81 journalisten omgekomen, voornamelijk mannen. Meer dan 90 procent van de journalisten die zijn vermoord maakten verhalen over de politiek. Twaalf journalisten zitten op dit moment in een Syrische gevangenis. Hoeveel journalisten er worden vermist is niet duidelijk.
Een valse naam
Saad is geboren in de Syrische kuststad Latakia. Het was tot vier jaar geleden een populaire toeristische bestemming. Toen begon de oorlog. Een deel van Saads familie woont daar nog. Ze zijn rijk, zegt ze. Haar vader heeft een bedrijf dat auto-onderdelen verkoopt.
Saad is nummer acht uit een gezin van negen. Ze wilde altijd al journalist worden. Toen ze klein was deed ze alsof haar borstel een microfoon was en interviewde ze haar broers en zussen over hun hobby’s. Al vóór haar studie journalistiek aan de Universiteit van Damascus, de enige plek in Syrië waar dat kan, schreef ze voor een Libanese krant over corruptie in de Syrische politiek. Dat mocht eigenlijk niet.
Op school leerde ze net als ieder andere student journalistiek hoe je nieuws maakt, wat een goed verhaal is, wat een correspondent doet. „Mijn docenten zeiden: Je mag overal over schrijven, als je de regering maar met rust laat”, zegt ze. „Dus ging ik over de regering schrijven.”
Saad vertelt geconcentreerd en gedetailleerd over haar leven. Soms verschijnt er een stoute glimlach op haar gezicht. Haar schouders zijn een beetje opgetrokken. Naast de littekens van uitgedrukte sigaretten op haar arm is dat de enige fysieke herinnering aan haar tijd in de gevangenis.
Alle journalisten in Syrië werken onder een andere naam. Die van mij was Farah Alraies
„Ik wilde altijd televisieverslaggever worden”, begint ze. „Op mijn 23ste haalde ik mijn bachelordiploma. Omdat ik meteen wilde werken ging ik eerst terug naar Latakia, naar mijn ouderlijk huis. Kort daarna begonnen de opstanden in Syrië. Sommige oud-klasgenoten deden hier verslag van, niet iedereen durfde dat. Vanuit verschillende steden versloegen we de demonstraties. Met een Sony HD maakte ik filmpjes van de protesten en die verkocht ik aan verschillende Midden-Oosterse televisiezenders waaronder Al Jazeera, Orient News, Al Arabiya en Al Aan TV. Soms hoorde je mijn stem in de uitzending, maar je zag mij nooit in beeld. Alle journalisten in Syrië werken onder een andere naam. Die van mij was Farah Alraies. Niemand kon er zo achterkomen dat ik de persoon was die de items maakte.” >>
>> Ze laat een paar filmpjes zien van de demonstraties. Ze filmt mensen die zich om een gewonde man hebben verzameld, de kwaliteit van de beelden is slecht. „Op demonstraties waar veel politie was, nam ik een Spy Camera mee, een minicamera verstopt in een pen of kleding. Niemand zag dat ik filmde. Mijn ouders vertelde ik dat ik werkte als grafisch ontwerper voor een magazine. Ze hadden niets door.
„Op een gegeven moment waren er in mijn stad op verschillende locaties protesten tegen Assads regering. Studenten maar ook veel ambtenaren gingen de straat op. Ik interviewde een vrouw die was opgepakt door de regering en vertelde hoe ze werd gemarteld in de gevangenis. In Latakia was er al snel een gebrek aan medicijnen, daar maakte ik ook items over. Een jaar lang ging ik mijn eigen gang. Ik had contact met zo’n zes andere journalisten, via Skype en Facebook vertelden we elkaar over gebeurtenissen. Met twee van hen, Osman en Ahmad, werkte ik veel samen. Zij reisden soms naar demonstraties in Damascus en Hama en stuurden mij foto’s en filmpjes die ik dan monteerde en naar de televisiestations stuurde.
„De kans bestond dat ik opgepakt zou worden, dat wist ik wel. Telefoonabonnementen sloot ik niet af, ik wist dat ze me dan konden afluisteren. Ik kocht alleen prepaidtelefoons buiten de stad. En alléén Ahmad en Osman wisten dat ik Farah Alraies was, maar ook zij wisten niet waar ik woonde. Als mensen mij na werk afzetten, liet ik ze nooit naar mijn huis rijden.
„Een jaar verder had ik zo’n veertig items gemaakt. Later begreep ik dat de militaire inlichtingendienst vanaf het begin naar mij op zoek was – naar Farah Alraies dan. Uiteindelijk lukte het ze om Osman op te pakken. Hij was nog maar twintig. Hij kon heel hard rennen. Ik dacht dat ze hem nooit te pakken zouden krijgen. Ze hebben hem zo ernstig gemarteld dat hij uiteindelijk ook mijn naam heeft genoemd.”
Een gezicht vol rode en blauwe plekken
„Ik was thuis bij mijn ouders toen op 28 juni 2012 om 6 uur ’s ochtends de deurbel ging. Iedereen sliep. Zes grote auto’s stopten in onze straat. Mannen met geweren voor hun borst klopten op de deur. Mijn vader deed open. Ze wilden weten waar Fatima Khaled Saad was. Mijn vader vroeg verbaasd wat ze van me wilden. Ik ben naar de badkamer gerend en ik heb mijn memorystick met filmmateriaal door de wc gespoeld.
„Ik wist niet wat ik moest doen en was heel bang. Eerst sloot ik mezelf op in de kast van mijn slaapkamer, toen in de badkamer. Toen ze me vonden, namen ze mij mee, mijn camera en laptop ook. En mijn groene vlag, die van de Syrische vrijheidsbeweging. Mijn vader had geen idee wat er aan de hand was en wilde mee naar het bureau. Nog steeds droom ik dat ik gewekt wordt door een groep bewapende mannen. Ik wil wegrennen, maar ik kan me niet bewegen.
„Op het politiebureau werd mijn vader verhoord en naar huis gestuurd. Ze haalden Osman erbij en vroegen hem of ik Farah Alraies was. Zijn gezicht zag er verschrikkelijk uit, vol rode en blauwe plekken, zijn neus leek gebroken. Later hoorde ik dat hij uiteindelijk is vermoord.
„Osman bevestigde dat ik Farah was, ik bleef het ontkennen. Drie grote mannen sloegen me met geweren in elkaar. Na dag vier gaf ik het op. Ze brachten me naar een cel in Damascus, twee verdiepingen onder de grond. Ik kon er mijn benen niet strekken. Ik kreeg twee keer per dag te eten: gekookte aardappel of rijst. Het was smerig, er zaten steentjes tussen.
Ik kreeg twee keer per dag te eten: gekookte aardappel of rijst. Het was smerig, er zaten steentjes tussen
„Iedere dag werd ik verhoord. Met wie werk je samen? Wie financiert jou? Wie betaalde jouw laptop en camera? Uit welke landen krijg je geld? Wie ken je bij de tv-zenders? Als ik geen antwoord gaf sloegen ze me met in elkaar gevlochten elektriciteitskabels. Op mijn benen, buik, op mijn armen, overal. Ze schopten ook. Ik zei steeds dat ik alleen werkte.
Ze bonden me aan het plafond. Vier dagen lang hing ik daar. Plassen en poepen moest ik op mezelf doen. Ze spoten soms water in de buurt van mijn mond. Ik kon niet meer bewegen van de pijn. Ik was gehandicapt. Ik voelde me echt dood.
„Ze willen uitzoeken wat het netwerk van journalisten is. Dat proces kan jaren duren. Ik dacht: ze laten me eerder gaan als ik niets zeg. Na een tijdje vertelde ik dat ik via Skype contact had met andere journalisten en gaf ik hun verkeerde namen.
„Na twee maanden moest ik voor de rechter verschijnen. Ik was aangeklaagd voor ‘het communiceren met individuen of groepen buiten Syrië en voor het verspreiden van valse informatie’. Een vonnis kreeg ik niet. Ze brachten me naar een gevangenis in Homs. Op een eetlijst zag ik dat hier 1.400 vrouwen vastzaten. Al die vrouwen waren opgepakt tijdens demonstraties. Later werd ik doorgeplaatst naar een vrouwengevangenis in Latakia. Met dertig anderen zat ik in een cel. De vrouwen zaten daar voor diefstal of moord. Hier werd ik niet meer gemarteld.”
Op de vlucht naar Turkije
„In deze gevangenis was een telefoon. Ik belde naar huis. Mijn ouders dachten al die tijd dat ik dood was. Ze huilden iedere dag. Mijn moeder liet de telefoon vallen toen ze opnam en mijn stem hoorde. Iedereen was in shock.
„Bevrienden journalisten hebben Al Karama, een mensenrechten organisatie in Genève, verteld over mijn situatie. Zij lichtten de Verenigde Naties in. Onder hun >> >> druk heeft de militaire inlichtingendienst mij zes maanden later vrijgelaten.
„Ik bleef vier dagen thuis en ben toen met een ID van een vriendin in maart 2013 het land uitgevlucht. Samen met een vriend reed ik naar Idlib, niet ver van Turkije. Vervolgens hebben we negen uur lang door de bergen gelopen. Vlak voor de grens namen we afscheid. Toen ik ’s avonds laat aankwam in een klein dorpje in Turkije moest ik zo hard huilen. Alsof mijn verdriet van al die jaren er uitkwam. Ik had alles achter me gelaten en miste mijn familie. Maar voor het eerst in jaren voelde ik me weer veilig.”
Iedereen dacht dat ze dood was
Saad had 4.200 dollar op zak, de ID-kaart van haar vriendin en haar eigen paspoort. Verder niks. Ze wil niet zeggen in welk Turks dorp ze arriveerde, omdat ze bang is dat het andere vluchtelingen in gevaar brengt. Vanuit dit dorp nam ze een taxi naar Antakya, een stad waar een paar van haar vrienden ook zaten. „In de tijd dat ik vastzat hebben veel van mijn vrienden Syrië verlaten en zijn ze naar Turkije gevlucht. Ze dachten allemaal dat ik dood was. Het was zo fijn ze weer te zien. Ik had weer contact met de tv-zenders waarvoor ik werkte. Ze wilden mij verhaal horen. Ook op internet ging het verhaal rond dat ik dood was.”
Na twee weken vertrok ze naar Istanbul. Daar ontmoette ze haar man, die ook uit Syrië was gevlucht. Kort daarna trouwden ze. „Ik wilde het liefst voor altijd in Istanbul blijven. Maar de verhouding tussen Syriërs onderling was niet goed. We hebben allemaal familie die is verdwenen of vermoord. Je weet niet meer wie bij welke groep hoort.”
Ze voelde zich niet veilig. Bovendien schreef ze over corruptie binnen de Syrische vrijheidsbeweging. Kort daarna werd ze aangevallen. „Ik liep over straat in Istanbul toen twee mannen mijn naam riepen. Ze stompten mij in mijn buik en in mijn gezicht. Ik lag op de grond. Ze hebben me flink toegetakeld, ik ben toen in het ziekenhuis opgenomen. Ik had bloedingen in mijn maag. Eerst vluchtte ik voor Assads regering maar na die bedreiging voelde ik me bij leden van de Syrische vrijheidsbeweging ook niet veilig. Ik wilde weg.”
Dertien uur in een vrachtwagen
Fatima Khaled Saad en haar man willen naar Engeland vluchten. Voor 8.000 dollar vindt haar man een chauffeur die hen wil meenemen. Afgelopen december vertrokken ze. Saads man Esani vertelt: „We hadden drie koffers mee. We stapten in een vrachtwagen vol goederen.” Fatima voelde zich verschrikkelijk in de vrachtwagen. De ruimte was net zo klein als de gevangenis van Damascus. Dertien uur later gooide de chauffeur hen de vrachtwagen uit. „Onze koffers lagen er nog in. Hij zei: ‘Ren weg, ren weg. Anders maak ik jullie dood.’
„Mijn vrouw had onze documenten gelukkig in haar heuptasje. We werden afgezet langs een weg. Een stuk verderop kwamen we twee mannen tegen, ze zagen er Arabisch uit, volgens mij waren ze Marokkaans of Egyptisch. ‘Waar in Engeland zijn we?’, vroeg ik hun. Ze keken me raar aan. Jullie zijn vlak bij Maastricht, in Nederland. Ik was boos, maar eigenlijk ook vooral blij dat we nog leefden. We waren nu in een vrij land, met aardige mensen. We namen een bus naar het centraal station van Maastricht. We wilden onszelf aanmelden bij de politie. Iemand vertelde ons dat we beter naar een asielzoekerscentrum konden gaan. Daar hebben we ons gemeld.”
Nog geen verblijfsstatus
Saad en Esani zijn nu vier maanden in Nederland. Ze laten een brief zien van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. 8 maart 2015 staat erboven. Ze zouden toen hun interview voor hun verblijfsstatus hebben maar wegens een ICT-storing ging het niet door. Ze zijn nog steeds niet geïnterviewd.
Saad wil graag weer door met haar leven, hier in Nederland, maar ze heeft ook veel verdriet. Vanwege haar werk zijn drie van haar broers opgepakt, zegt ze. Broer Ibrahim werd opgepakt toen zij zelf nog vastzat in Latakia. Haar ogen lopen nu pas vol. „Ongeveer vijf maanden nadat ik vastzat heeft de politie hem opgepakt. Hij zit nog steeds vast. Een andere dag viel de politie ons huis binnen, dat deden ze vaker om mijn familie te intimideren. Ze klopten niet rustig op de deur, ze stormden binnen en vielen mijn zus Safa aan. Zij had een zwak hart. Ze kreeg een hartstilstand en overleed.”
Ze is even stil en drukt haar tanden op elkaar.
In de vrachtwagen voelde Fatima zich verschrikkelijk. De ruimte was zo klein als de cel in Damascus
„En vlak nadat ik naar Turkije vluchtte zijn mijn broers Abdullah en Mustafa opgepakt. De politie zei: ‘als Fatima terugkomt laten we hen gaan’. Niemand weet waar en of ze er nog zijn.”
Heeft ze na alles wat er is gebeurd, spijt van wat ze heeft gedaan? „Nee. Zelfs toen ik overal pijn had, en van binnen dacht dat ik doodging, was ik ergens ook blij. Ik had zo’n zin om dit allemaal naar buiten te brengen. Ik ben blij dat jullie nu kunnen horen hoe de regering daar werkt!”
Dan pakt ze haar pen en papier. „Oké, nu ben ik aan de beurt”, zegt ze. „Aan welke universiteiten in Nederland kan ik een master journalistiek volgen?”
MEEST RECENTE BERICHTEN
- BBC legt shia kinderprostitutie en pedofilie in Irak bloot | Iraks geheime sekshandel | Volledige film
- Iran IRGC, Assad en Shiitische terreurgroep Hezbollah helpen Putin in Ukraine.
- Sjiitische Ayatollah Ali Al-Sistani over prostitutie, pedofilie, sex met dieren
- De geheime agenda van de sjiitische propagandakanaal “The Muslim Vibe”
- Iraanse dictator Ali Khamenei dood?